|
||||||||
De Syrische zangeres en oud-speelster Waed Bouhassoun is stilaan maar trefzeker bezig zich een plaats te verwerven helemaal bovenaan het sterrenfirmament der wereldmuziek. Daartoe gaf ze een eerste aanzet ruim vier jaar geleden, toen haar “L’âme du luth” uitkwam en overal op bijzonder positieve kritieken onthaald werd, al was ze daarvoor al opgemerkt door Jordi Savall, die haar uitnodigde om deel uit te maken van zijn project “Orient-Occident II”, waar Waed naast onder anderen Driss El Maloumi en ney-speler Moslem Rahal de dienst uitmaakte. Die laatste stond dan weer aan haar zij voor haar volgende soloplaat, “La Voix de La Passion”. Vandaag is ze er met een nieuwe plaat onder eigen naam en ook nu is Moslem Rahal van de partij, zij het niet op alle nummers. Waed koos er namelijk voor om een andere ney-maestro mee aan boord te nemen voor dit project. De Turk Kudsi Erguner, meer bekend als sufi-muzikant en ingewijd bij de draaiende Derwish-dansers en wereldwijd bekend als componist en uitvoerder, woont, net als zij en de derde gast, percussionist Rusan Filizek, in Parijs en hij maakt het plaatje compleet. Hij is Koerdisch van origine en specialiseert als saz-virtuoos en zanger van ballades en liefdesliederen. Met die verschillende “rugzakjes”, werkt Waed een repertoire van vaak romantische liederen uit, gaande van het traditionele Turkse “Ilahi”, dat gekoppeld wordt aan “Nahawand”, op teksten van oude Arabische gedichten uit de 9de en 12de eeuw van onze tijdrekening, tot zelfgeschreven teksten en melodieën, zoals opener “Layla” of afsluiter “Prière”. Er is iets bijzonders aan de stem van Waed -anders zou Jordi Savall haar allicht niet bij zijn Hesperion XXI betrokken hebben- en dat eigenlijk nogal moeilijk te omschrijven is. Het gaat om het vermogen om mensen aan te spreken: voor de ene luisteraar gaat het om haar vermogen om, met haar gecontroleerde stembuigingen, nu eens bijzonder ingehouden te zingen en dan weer erg krachtig, maar altijd expressief. Voor anderen is het de ondertoon van tristesse en verlangen, die primeert het vermogen om wanhoop, gemis en verlies uit te drukken, maar wat het ook moge zijn, Waed is ontegenzeggelijk één van de allergrootste zangeressen van haar tijd aan het worden, die in het rijtje van Oum Kalthoum en Asmahan -en dus helemaal aan de top van de Arabische zang- gesitueerd mag worden. De begeleiding van Waed zelf, blinkt uit in soberheid en effectiviteit, de versieringen die door de andere uzikanten aangebracht worden zijn altijd ingehouden en staan volledig ten dienste van die fantastische stem, wat voor gevolg heeft dat je deze plaat van bijna een uur lang, moeiteloos in één ruk uitluistert en dat je, of Waed nu in het Arabisch zingt of, zoals in “Amour” in het Frans, de hele tijd geboeid blijft luisteren naar die bijzondere stem die, al begrijp je geen woord van wat ze zingt, je toch weet mee te nemen in haar verhaal. Een snoepje van een plaat ! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||